Alexander Comrie, welke nogal eens selectief wordt geciteerd, schrijft het volgende in een pastorale brief. Het geheel is opnieuw uitgegeven en van een toelichting voorzien door ds. Moerkerken!
Te vinden op pagina 37:
Ik zal u, lieve broeder, zeggen: Houd het bij uw begrip! Laat duivel en mensen, onder welke gedaante en mooie woorden ook, u van uw bevatting en bevinding in dit opzicht niet afdrijven!
Eer God Zijn Zoon aan uw ziel openbaarde, stond gij met deze mensen op hetzelfde standpunt. Toen kon gij, van uit een wettische gesteldheid van uw hart, al die dingen uitmeten als betamelijk en noodzakelijk. Zonder dat durfde gij niet naar Christus te gaan. En dus hield gij het juk op uw kinnebakken (Hos. 11:4). Maar toen God het Evangelie voor u opende en Zijn Zoon in u openbaarde in het vrije aanbod van het Evangelie, zocht gij niet meer naar berouw en leedwezen als voorbereidende dingen, maar vloog met uw ziel in de open armen van de aangeboden en door Goddelijk licht aan uw ziel geopenbaarde Heiland. Toen gingen omhelzing en aanneming van Christus, en verlating van uzelf geheel en al gepaard met een berouw, leedwezen en hartsmelting, zoals gij tevoren onder Mozes’ tucht nimmer ondervond. Waarom dan getwijfeld?
Denk maar: die zo preken, kennen de Zoon niet, zoals God Hem in het Evangelie openbaart. Bedenk dat gij een licht hebt ontvangen dat zij nooit gezien noch gekend hebben, daar zij tot de genade willen opklimmen en deze niet als arme zondaren gratis ontvangen. En sta er veel naar om - in geloofsgemeenschap met Christus - met klaarheid, hoe langer hoe meer licht te ontvangen in het vrije aanbod van Gods genade, van Christus, van de vergeving der zonden en van de eeuwige zaligheid. Gij zult dan met het algemene aanbod niet werken, noch met een soort beredeneerd geloof daartoe het vermogen hebben, maar gij zult zien dat hetgeen allen wordt aangeboden door de Geest Gods op bijzondere wijze in uw ziel wordt gewrocht, u vervolgens de vrijmoedigheid schenkende het met bijzondere toe-eigening te omhelzen en op Jezus te rusten, die de palmtak des vredes de ziel binnenbrengt en haar in leed en zelfmishaging doet smelten.
Verder durf ik mij nu niet over dit punt uit te laten, maar zeg alleen nog maar, dat ik liever één traan schrei, die voortvloeit uit het zien van Jezus, zoals God Hem mij aanbiedt en de Heilige Geest Hem aan mijn ziel openbaart, dan een hele oceaan, voort vloeiend uit een wettische beschouwing. In het eerste geval zijn de tranen ongedwongen. Maar in het laatste geval zijn ze opgedrongen. Nooit heb ik meer blijdschap gehad dan aan Christus’ voeten liggend, deze met tranen nat te maken. Want ik, mezelf kennende als de grootste der zondaren, ben veel vergeven en gevoel dat ik veel liefheb.
Zij, die vóór de omhelzing van Jezus en Zijn voldoening, berouw en leedwezen eisen, zijn eigen vrienden van de satan.
Want het is zijn werk ons af te houden van een aangeboden Heiland; hetgeen hij als volgt doet: óf door onze zonden zo te vergroten dat het lijkt dat zij tegen de Heilige Geest zijn begaan en dus onvergefelijk zijn..., óf, wanneer dat niet lukt, als een witte engel, een engel des lichts, onze ziel te tormenteren, door op de noodzakelijkheid van berouw en leedwezen aan te dringen. En daar ons wettische hart en het ongeloof daar een welgevallen in hebben en dus hun toestemming geven gaan wij liggen kwijnen, en worden van het Evangelie teruggehouden.
Hier de link naar het document op theologienet.nl
https://theologienet.nl/bestanden/Twee% ... Comrie.pdf